Ja, ik ben aardig, redelijk intelligent, ik zie er leuk uit en ik kan best gevat zijn, en o ja, ook belangrijk: ik kan goed schrijven, maar ik heb geen mediamagnetisch verleden. Je hoeft geen beproevingen te hebben doorstaan om een heel goede schrijver te zijn, maar het maakt je wel heel wat makkelijker te promoten. En dus is het geen wonder dat autobiografische boeken beter verkopen dan hun fictionele evenknieën.
Drugs, verslaving, een rare familie die je heeft verneukt, het zijn heerlijke onderwerpen om op tafel te gooien in De Wereld Draait Door. Dat zorgt voor opvallende, interessante gesprekken. En dat is wat boeken verkoopt. Maar wat nou als je geen haakje hebt? Wat nou als alles wat je schrijft pure fictie is? Valt er geen goed gesprek te voeren met een schrijver die zijn verhalen zélf verzint?
Juist dan, zou ik zeggen. Ik betwijfel niet dat een autobiografische roman creativiteit vereist, maar een verhaal maken uit niets, het houwen uit alle mogelijkheden ter wereld, van bebloede wasknijpers en suïcidale witte duiven tot een besmeurd babyluik, en van een Hello Kitty-verjaardagstaart op de keukenvloer tot een arts met syfilis, is andere koek. Personages scheppen met niets dan je verbeelding, het abstraheren en samenvoegen van al wat bestaat en is geschreven, bedacht, gemaakt, gezegd en bedoeld – en hiermee pogen te beroeren – is kunst. En met kunstenaars kun je in de meeste gevallen erg goed opvallende, interessante gesprekken voeren.
Mijn debuutroman Dogma uit 2014 gaat over een groep studenten die wil filmen hoe een van hen zelfmoord pleegt. Er zijn tientallen mensen geweest die me gevraagd hebben of het autobiografisch was. Vooral interviewers. Het antwoord moet ze altijd teleurstellen (of geruststellen). Het hele verhaal is van bladzijde 1 tot bladzijde 366 verzonnen. Nee, ik ken niemand die zelfmoord pleegde. Nee, ik heb zelf nooit suïcidale neigingen gehad. Nee, ik ben nooit een twaalfjarige jongen geweest die zijn beste vriend aftrok op zijn tienerkamer. Maar ik kan me er wél iets bij voorstellen.
Pure-fictieschrijvers zitten niet vast aan hun eigen ervaringen en herinneringen – alleen aan hun eigen fantasie. En die is grenzeloos. Jos Joosten (1964), hoogleraar Nederlandse Letterkunde, zei op 2 mei 2014 in NRC Handelsblad hierover: ,,Kijk naar Joost de Vries, Jamal Ouariachi, Wytske Versteeg. Zij roeren niet armoedig in hun eigen autobiografica om een boek te schrijven.” Het maakt ons betere schrijvers. Wij kunnen de waarheid, de universele menselijke ervaring uit het leven destilleren en in een verhaal op sterk water tentoonstellen. Dit is de waarde van fictie. Hella Haasse zei in een interview in de Volkskrant in 2006: ,,In fictie blijft de kern over, al is het een beetje verkleed. Fictie is échter.” Pure fictie kan sentimenten onsentimenteel onder de aandacht brengen, politiek zijn zonder te dwingen, het universele individueel maken en het individuele universeel, juist door niet rechtstreeks afkomstig te zijn uit het leven van de schrijver. Een fictieverhaal kun je vormen naar een universele waarheid, met iets dat steunt in de werkelijkheid wil dat nog weleens lastig worden; de feiten zitten in de weg. Je kunt er niet zomaar betekenis uit filteren. Andersom kan dat wel. Zoals scriptgoeroe Robert McKee zegt: ,,Story is a metaphor for life.”
Er is hier een heel mooie taak weggelegd voor de media – die zoveel lezers bindt aan zo weinig schrijvers – om juist ook het boek achter de schrijver te laten zien. Zeg maar, wat Wim Brands doet, maar dan op primetime? Zodat iedereen er per ongeluk mee geconfronteerd kan worden? Iedere dag? Een kwartiertje? We zouden het de geuzennaam ‘Literair Kwartiertje’ kunnen geven, naar het Leids kwartiertje dat een vertraging van het begin van het officiële programma inhoudt. En laat dan schrijvers zien die een compleet fictief verhaal te vertellen hebben. Laat ze uitweiden over hun eigen boek, laat ze vol emotie (kijkcijfers!) vertellen over het schrijfproces, hun personages, de thema’s, en – vooruit – de angsten, de twijfels, de lyrische momenten van de schrijver zelf, tijdens dat schrijfproces. Laat het draaien om het boek, en om niets anders. Laat ze de liefde voor hun eigen roman overbrengen op het publiek. Laat ze een stukje voordragen – jawel, op landelijke televisie. En laten we dan eens zien wat dat doet met de verkoopcijfers.
Ik ben Anne Eekhout, en pure fictie is mijn haakje.
Dit opiniestuk stond in NRC Handelsblad en in nrc.next van 21 maart 2016.