Ik sprak mijn vriendin L. aan de telefoon. ‘Die zere kont,’ zei L., ‘die heeft dus iedereen tegenwoordig. Maar niemand praat erover. Die kont werkt zo in op mijn schuldgevoel. Als je pijn krijgt van niets doen, dan doe je echt te weinig.’
Ik was het met haar eens maar wilde er niet aan denken. Ook mijn kont doet regelmatig pijn van lethargie. Ik voel mijn vetcellen feestvieren. Met chips en bier. Blijf lekker zitten! Neem nog wat. Ik zou wel willen sporten, maar mijn lijf heeft er niet zo’n zin in. Mijn lijf viert quarantaine. En hoe minder ik doe, hoe minder zin ik heb om iets te doen.
Ooit deed ik dingen. Ooit kon ik een uur rennen. Nou ja, hardlopen. (Nou ja, joggen.) Nu zou mijn kont me dat onmogelijk maken, dat weet ik zeker. Mijn kont houdt van mijn hoekje op de bank en de bank houdt van mijn kont. Hij doet dan wel zeer, maar het is een liefdevolle pijn. Een pijn die opkomt na een paar uur hard werken, want dat doe ik op de bank. En wie hard werkt, hoeft zich niet schuldig te voelen, vind ik. Het is een milde pijn, een pijn die verlicht wordt door een ommetje, die gelukkig alleen wat stromend bloed nodig heeft om te verdwijnen, voor even althans.
Wat denk je ervan kont, zeg ik, als ik na het blokje om weer op de bank plof. Chips?
Deze column verscheen eerder op Uitagenda Utrecht.