Hoe word je onsterfelijk?

Ik ga vertellen wat de enige manier is, die ik ken, om onsterfelijk te worden. Ik weet niet hoe het met jou zit, maar ik ben als de dood voor de dood. Niet voor het doodgaan, maar voor het niet meer zijn. Voor ik vertel hoe je onsterfelijk wordt, moet ik iets anders vertellen.

Mijn dochter is acht. Ze schrijft boeken. Mijn zoon is vijf. Hij kan ‘vis’ lezen. Ik ben zo trots.

Ik heb me regelmatig afgevraagd waarom ik schrijf. Vaak is het niet zo leuk. Maandagochtend. Ik heb mijn kinderen naar school gebracht. Ik kom thuis. Ik ben schrijfster, dus naast de opengeklapte laptop wachten er een min of meer constante berg was, een vol aanrecht, tafelkruimels en – vooruit, een kop koffie. Omdat ik in de eerste plaats schrijfster ben, en pas in de derde, vierde of vijfde instantie huisopruimer, krijgt het verhaal altijd voorrang. Maar de ochtenden dat het klikt, direct, tussen mij en het verhaal, zijn zeldzaam. Afleiding is slechts een berichttoon weg. Het is moeilijk om je erin te storten. Het is spelen met je ego. Het is in het donker zoeken in de rotzooi in je hoofd. Het is gaatjes prikken in je hart. Het is nachten in je eentje op de uitkijk staan.

Waarom ik niet schrijf. Ik schrijf niet om beroemd te worden. Ik schrijf niet om de eer. Ik schrijf niet om het geld. Uiteraard niet.

Waarom ik wel schrijf. Reden 1. Ik schrijf om te ontdekken, om te leren, om honderd personen in één leven te zijn. Om alles mee te maken. Het zijn van één persoon, het leiden van één leven, maakt me verdrietig, het is zo beperkt, en dus schrijf ik mezelf er meer. Ieder personage ken ik. Ieder personage ben ik. Ik kom overal vandaan. Ik ga overal naartoe. Reden 1.

Reden 2. Er zijn schrijvers die menen dat verhalen rondfladderen en zoeken naar hun schrijver, degene die ze optekent en recht doet. En hoewel ik niet een van die schrijvers ben, begrijp ik denk ik waar dat geloof vandaan komt. Het is soms onvoorstelbaar hoe een verhaal waaraan je werkt, waaraan je tot waanzin toe werkt, op een bepaald moment in elkaar blijkt te schuiven als een puzzel. Hoe de thema’s die je erin wilde verwerken, op veel meer punten opduiken dan je er bewust in hebt gestopt. Dat zijn fantastische momenten. Momenten dat je weet dat je het goede verhaal hebt opgeschreven. En gek genoeg voelt het tegelijk minder als jouw verhaal. Het is een stukje buiten je om gegaan, lijkt het. Maar toch denk ik niet dat het verhaal ergens rondzweefde en mij uitkoos als zijn gewillige medium. Ik denk dat ik het meer moet zoeken in mijn onderbewuste. Ik denk dat mijn onderbewuste slimmer is, creatiever is, vindingrijker is dan ik. Ik denk dat dat bij iedereen zo is. Ik denk dat lezen, het proces van figuurtjes, die letters worden, die woorden worden, die zinnen worden, die verhalen worden, die werelden worden, gedeeltelijk plaatsvindt in je onderbewuste. En daarmee is het mijn onderbewuste dat jouw onderbewuste vermaakt, verblijdt, verdriet, verbaast, verandert. Het is mijn connectie met jou zonder dat ik je ooit gezien heb. Wij smeden een verbond. Het is het intiemste wat ik met je deel. Reden 2.

Reden 3. In het diepst van mijn gedachten ben ik een oproerkraaier. Een klokkenluider. Een wereldverbeteraar. Een betoger. Ik loop marsen en houd mijn spandoek hoog. Ik scandeer leuzen. Ik maak me zorgen. Schrijf ik om iets te veranderen? Om een lont aan te steken? Iemand bewust te maken? Ja. Verstopt in mijn inkt zitten piepkleine megafoontjes. Piepfoontjes, zo je wilt. Ik fluister er doorheen. Kun je me horen? Reden 3.

Reden 4. Soms klikt het wel gelijk tussen mij en het verhaal. Zo’n ochtend dat zelfs de directe bevrediging van een paar minuten op Facebook mij niet kan weerhouden van het enige wat ik wil doen. Het enige wat er op dat moment toe doet: het scheppen van dit verhaal. Het scheppen van de waarheid. Mijn bijdrage aan de wereld. Dit is de belangrijkste reden waarom ik schrijf: om niet dood te gaan. Hoe word je onsterfelijk? Het beste antwoord dat ik je kan geven is dit: maak iets.

Maak dingen. Maak mooie boeken, maak mooie kinderen. Maak een tafel waar je achterkleinkinderen aan zullen eten. Maak een surprise. Maak een tijdcapsule, begraaf hem diep in de grond. Maak een gezellig huis. Maak een auto die rijdt op co2. Maak je hart open voor de haters. Laat ze naar binnen kijken, laat ze er niet in. Maak nuance. Maak je op. Maak een sneeuwvrij pad voor je buurman. Maak sneeuwballen voor de kinderen uit de straat. Maak herinneringen. Maak vuur. Maak een reis met je vader. Maak een boekenplank. Maak een trui. Maak je agenda leeg voor een vriend. Maak thee. Maak een grapje. Maak iets los. Maak een brug naar Afrika. Maak hem stevig. Maak soep. Maak liedjes. Maak een kaart. Maak een toren. Maak foto’s. Maak lawaai. Maak duidelijk. Maak spekkoek tot het is gelukt. Maak een bed op. Maak een lichtje. Maak tijd. Maak van je lichaam een holletje. Maak een verhaal.

Het zijn allemaal verhalen. Als je goed kijkt zie je ze overal. In de rituelen met je kind, in die vakantie in je eentje. In de kaart aan je buurvrouw. In het spandoek. In het plotselinge idee tijdens de brainstorm. In het verzinsel. Maak verhalen. Het is wat de wereld nodig heeft en het is wat jij nodig hebt om onsterfelijk te worden.

Mijn dochter is acht. Ze schrijft boeken. Mijn zoon is vijf. Hij kan ‘vis’ lezen. Ik ben zo trots. Ze zijn onsterfelijk aan het worden.

 

Deze column is geschreven voor en voorgedragen bij Kamera Kultura in het Nutshuis in Den Haag op 28 januari 2018. Vervolgens verscheen hij in het AD Magazine op 10 maart 2018.